Van alleen naar samen: it takes a village to do everything
We voeden als enkel gezin onze kinderen op, maken alleen carrière en moeten zelf ons hoofd boven water houden. Het tijdperk van ‘alleen doen’ begint haar grens te bereiken. En we hebben behoefte aan meer ‘samen doen’. Maar hoe?
Vijf paar ogen kijken terug vanaf de foto in mijn hand. Ik zie een vroegere versie van mijn oma en opa, moeder en twee tantes. De jongste tante ligt in mijn oma’s armen. Mijn moeder heeft een pony en steekt haar tong uit. En ik kijk naar de opa met een halve glimlach die ik de eerste vier jaar van mijn leven heb gekend. Het is zo’n familiefoto die in je geheugen gegrift staat. En die naast een gelukkig familietafereel, een zwaarte met zich meedraagt.
Mijn grootouders waren de rebellen van hun familie. De vader van mijn opa was de eigenaar van een van de grootste kachelfabrieken van die tijd en mijn oma’s vader was chirurg, wat in die tijd dermate goed betaalde dat ze een dienstmeisje, werkster en naaister hadden. Mijn opa en oma zagen het niet zitten om mee te doen met de welvaart-traditie van hun ouders en besloten eind jaren zestig te emigreren naar Frankrijk met mijn vijfjarige moeder en driejarige tante. Ze bewoonden een boerderij, hielden schapen, koeien en varkens, verkochten appels op de markt, kregen een derde dochter, verbouwden groenten en begonnen een camping.
Maar zo idyllisch als het klinkt was het niet. Het gezin woonde afgelegen waardoor ze weinig contact hadden met anderen (en face time-en met familie in Nederland zat er toen nog niet in). Het boerenleven was hard werken, te hard voor twee mensen met drie kinderen. En ze kwamen nauwelijks rond, waardoor ze steeds nieuwe manieren moesten verzinnen om geld in het laatje te krijgen.
Ook al emigreert niet iedereen naar Frankrijk om een boerderij te beginnen: dit is geen uniek familieverhaal, maar een maatschappelijk-breed-gedragen verhaal. Want eigenlijk worden veel dingen hard werken, eenzaam en schaars als we ‘het’ alleen – als individu, stel of gezin – doen. En dat is precies hoe we onze levens inrichten: alleen onze kinderen opvoeden, alleen een huishouden runnen, alleen genoeg geld bij elkaar sprokkelen om een hypotheek te betalen en alleen onszelf opwerken naar een hogere functie.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voorspelt dat in 2030 depressie volksziekte nummer één wordt. Volgens hoogleraar psychoanalyse Paul Verhaeghe is onze individualistische maatschappij de veroorzaker van deze depressies. Eén op de tien Nederlanders voelt zich sterk eenzaam en dertig procent enigszins eenzaam, volgens cijfers van het CBS. En 1,3 miljoen werknemers hebben last van burn-out gerelateerde klachten.
De overspannenheid, depressies en eenzaamheid laten zien dat we de grenzen van ‘alleen’ bereikt hebben en toe zijn aan meer ‘samen’. Maar hoe komen we daar?
Breken met het oude
Alhoewel ik zelf in Amsterdam opgroeide (mijn moeder besloot het weer anders te doen dan haar ouders en emigreerde op haar eenentwintigste terug naar Nederland), heeft er altijd een liefde voor de natuur door mijn leven gesijpeld – wellicht een erfenis van die twee rebellen. En soms flirt ik met het idee om boer te worden, maar als ik dat enigszins laat doorschemeren aan mijn familieleden komt het boeren-familietrauma omhoog en worden dingen gezegd als: ‘Het is echt heel zwaar werk’, ‘Het kan heel eenzaam zijn’ en ‘Je moet zorgen dat je financieel onafhankelijk bent van het land’. Het wordt, kortom, sterk afgeraden. En ik denk dat ze gelijk hebben als het gaat over traditionele boerenbedrijven. Je hoeft maar het nieuws aan te zetten en je begrijpt dat het boerenleven niet zaligmakend is.
Maar bij een biodynamische zelfoogst-moestuin aan de rand van mijn stad, zie ik geen eenzaamheid. Wel zie ik twee boeren die geholpen worden door stagiaires en vrijwilligers en een Community Supported Agriculture (CSA) model waar klanten een abonnement op groente en fruit nemen voor een jaar en op deze manier delen in de overvloed van de oogst en de risico’s van een misoogst. De boeren werken hard, maar naast inspanning zie ik door het ‘samen doen’ ook plezier en ontspanning. De verhalen van mijn familieleden herken ik eigenlijk niet terug.
Het verhaal van ‘alleen doen’
Er was ooit een tijd dat we een grote behoefte aan meer ‘alleen’ hadden, omdat alles ‘samen’ was. En als ‘samen’ allerlei doctrines en sociale verwachtingen met zich meebrengt waar je geen trek in hebt, dan wil je meer van dat ‘alleen’. In Moderne levens lopen niet vanzelf beschrijft Joep Dohmen dat waar we vroeger overgeleverd waren aan de kerk, het dorp en je familie, we nu zelf keuzes kunnen maken. Onze voorouders hebben gestreden voor die keuzes, want het alternatief was dat je als vrouw moest trouwen met een man en niet mocht werken, boer moest worden omdat je vader nu eenmaal boer was en met het hele gezin naar de kerk moest op zondag. Terwijl je misschien wel lesbisch was, een carrière als kunstenaar nastreefde of niet in God geloofde.
Het was nodig, maar inmiddels lijken we een beetje doorgeslagen in het ‘alleen doen’. Nu uit het zich in prestatiedruk, faalangst en een te grote nadruk op materieel succes en geld verdienen. De behoefte aan autonomie heeft ons naar een individualistische maatschappij geleid. Eentje waarin we werken voor ons CV, leren concurreren op school vanuit het idee dat we alleen dan iets van ons leven kunnen maken en zinnen accepteren als “ik heb in een slimme tijd een huis gekocht” terwijl er een chronisch woningtekort is.
We hebben geleerd dingen ‘alleen te doen’, maar zijn gaandeweg van elkaar vervreemd geraakt.
Samen doorstaan
Mijn moderne leven loopt ook niet zo vanzelf. Ik mocht zelf kiezen en ik koos ervoor om freelance schrijver te worden. Daarvoor moet je jezelf neerzetten, pitchen, bewijzen. En dat alleen, achter een laptop, mailend naar redacties en vergaderend op digitale platforms. Daarin mis ik nabijheid, een team dat je elke dag ziet, een gemeenschap waar je dagelijks vanzelfsprekend mee bent.
De ochtend na een droom over een indianenstam, besluit ik dat het genoeg is en het tijd wordt om die gemeenschap waar ik naar verlang actief te gaan zoeken. Ik herinner me ecodorp Vlierhof, waar een vriendin over vertelde. En er blijkt een vrijwilligersweek te zijn, dus schrijf ik me in. Samen met andere vrijwilligers help ik mee met alle dingen die moeten gebeuren op het terrein: een natuurlijk vijver-zuiveringssysteem aanleggen, de no-dig moestuin onderhouden, hooi aanharken en dode takken in een hakselaar gooien. We bereiden en eten elke dag drie maaltijden samen en na het avondeten spelen we spelletjes of gaan we in de sauna.
Ik voel me zichtbaar. Zichtbaarder dan ik me voel achter mijn laptop, via de mail of online in een vergadering. Maar ook zichtbaarder dan ik me normaliter voel in sociale omstandigheden, wanneer ik met een vriend afspreek, met familie ben of naar een festival ga. De analogie met voor het eerst op vakantie gaan met een nieuwe geliefde of vriendschap is denk ik het meest accuraat. Opeens ben je in al je geuren, kleuren en tijdstippen van de dag vol in beeld, en dat is eigenlijk best wel spannend. Want naast heel veel nabijheid, gezelligheid en samenhorigheid, liggen er allerlei triggers als een mijnenveld uitgestald in intiem met elkaar samenleven. En dat is terug te zien bij de vrijwilligers en te horen in de verhalen van de bewoners. Iemand merkt dat ze anderen pleased en zichzelf gaandeweg de week verliest. Ik ben bang voor sociale afwijzing en merk dat hoe langer ik hier ben, hoe meer ik onzichtbaar wil worden.
Maar ik blijf. En ik spreek het uit. En dat wordt gewaardeerd. En niet afgewezen. En ik ontspan een beetje. En durf me nog net iets meer uit te spreken. En ik voel me vrijer, geliefder en meer verbonden dan ik me voor deze week voelde.
Samen+
Zo heeft iedereen wel diens pijnpunten (soms persoonlijk, soms inter-generationeel, vaak beiden), waardoor het comfortabeler is om te individualiseren: ergens alleen in een appartement, om alleen carrière te maken, of als gezin alleen je kinderen op te voeden. Maar dat is ook allemaal heel alleen, en de vraag is: willen we dat nog? Of zijn we toe aan een nieuwe ontwikkeling? Zijn we van gezamenlijke plicht jegens de kerk of onze familie naar een individualistisch verhaal gegaan en gaan we nu op onderzoek uit naar een vrijere en gezondere vorm van samen-zijn?
“Er zijn duurzame relaties nodig waar we op terug kunnen vallen”, volgens Paul Verhaeghe en hij ziet een tegenbeweging van mensen die actief op zoek zijn naar verbinding: “Jongeren die samen in een co-housing project gaan wonen in plaats van in hun eentje op een flat of bedrijven die anders omgaan met autoriteit. Die beweging is van onderaf begonnen en kun je niet tegenhouden.”
Onze indianenstam
Mijn oma is ook alleen, ze woont al jaren niet meer in Frankrijk, maar in de buurt. Alleen in een appartementje en ze moet haar dagen zelf invullen. “Dat zorgt nog weleens voor zingevingsproblematiek”, zegt ze. We herkennen onszelf in elkaars verhaal en ik opper om bij haar te komen werken. Dat lijkt haar leuk. Op dinsdagen ga ik naar haar toe, spreken we af.
En het bevalt ons goed. Zij leest de krant of een boek, kijkt een serie of zit te kloten op haar tablet (meestal kan ze iets niet meer terugvinden). Ik schrijf, vergader en redigeer ondertussen. Tussen de middag maakt ze vaak soep en die eten we dan samen. Ik geniet van haar ad remme uitspraken zoals: “Ik zit me rot te zuipen aan thee” en laatst toen er vakmannen haar badkamer aan het verbouwen waren “Die ene heeft zulke mooie ogen, hè?!”. En zij leeft mee met de verhalen die ik aan het schrijven ben. Zij heeft een tuin, ik niet, maar zij heeft niet meer de kracht om alles te kunnen doen. Dus help ik haar en heb ik toch een beetje een tuin.
Het is een begin van de gemeenschap, van de indianenstam uit mijn dromen. ‘It takes a village to do everything’, weten en voelen we nu. En hopelijk leeft ze nog wanneer ik een gemeenschapsboerderij heb gevonden om te kunnen leven en kan ze daar met haar ad remme uitspraken nog een tijdje samen met mij floreren.
Behoefte aan meer verhalen over ‘samen doen’? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief, dan mis je niks.