
De Verbindingskamer: een stille revolutie in Rotterdamse wijken
Acht jaar geleden ging Marianne de Koning voor het eerst de straat op in een ‘vergeten’ Rotterdamse wijk. Haar doel: contact leggen. Het regende pijpenstelen, maar de bewoners bleven staan, én praten. Vandaag leidt ze met haar team van zestien zzp’ers De Verbindingskamer: een beweging zonder kantoor, maar met impact in 28 wijken. “Het begon met luisteren. Echt luisteren.”
“Ik had dertien jaar met dak- en thuislozen gewerkt, totdat de gemeente besloot dat we moesten decentraliseren”, vertelt Marianne. Elke wijk een eigen kantoor, dat was het nieuwe beleid. “Ik belandde in een wijk in Rotterdam waar de wijkmanager me vertelde over een buurtje waar niemand iets van elkaar wist. Buren kenden elkaar niet, professionals werkten langs elkaar heen. Hij zei: ‘We hebben al honderd dingen geprobeerd, maar niks werkt.’”
Waar anderen de handdoek in de ring gooiden, zag Marianne een kans. Gewapend met niets anders dan zichzelf en haar oprechte interesse, trok ze de straat op. Met succes. De bewoners deelden niet alleen klachten, maar ook waardevolle inzichten. Marianne begon alles wat ze hoorde te noteren. Het resulteerde in een set aanbevelingen voor de gemeente – die ze persoonlijk mocht presenteren aan burgemeester Aboutaleb.
“We hebben gewoon de computers aan de kant geschoven en zijn gaan koffiedrinken met de straat en de buurt”
Niemand kende elkaar
De bal ging rollen. “In dat buurtje ben ik uiteindelijk vier jaar gebleven; het is steeds verlengd. En daar heb ik zoveel geleerd. Ik zag dat die bewoners elkaar niet kenden als buren, en dat kwam ook omdat allerlei buurthuizen waren wegbezuinigd. Dus hun nummer één vraag was een ontmoetingsruimte.” Marianne vroeg aan de lokale wijkconciërge of ze in de avonden zijn kantoortje mocht gebruiken. “We hebben gewoon de computers aan de kant geschoven en zijn gaan koffiedrinken met de straat en de buurt.”
Wat begon met koffiedrinken in een leeg kantoortje, groeide uit tot een beweging. “Al snel bleek: het probleem zat niet alleen in de bewoners die achter hun deur bleven, maar ook in professionals die elkaar niet kenden – en elkaar niet wisten te vinden.” Een probleem dat Marianne in de jaren daarna nog veel vaker tegenkwam. Dus werkt ze nu bewust aan verbinding op drie vlakken: tussen bewoners, tussen bewoners en professionals, én tussen professionals zelf.
Marianne de Koning
Geen kantoor
Acht jaar later werkt De Verbindingskamer in 28 wijken tegelijkertijd. Zonder kantoor en zonder marketing. “Ik heb nog nooit acquisitie hoeven doen. Mensen zien wat we doen, ze ervaren het effect. Gemeentes en woningcorporaties kloppen aan en geven ons een budget. Het scheelt hen immers ook geld als de politie niet elke avond ergens heen hoeft.”
Het team bestaat inmiddels uit zestien mensen – de helft professionals met ervaring bij gemeenten of corporaties, de andere helft bewoners die Marianne ontdekte in de wijk. “Parels, noem ik ze. Mensen die al hun hele leven vrijwilliger zijn, maar nooit geloofden dat ze betaald werk zouden krijgen.”
“Mensen verwachten ellende aan de deur, maar bloemen zijn een ijsbreker”
Alle teamleden zijn zzp’er. Vergaderen doen ze in buurthuizen, overleggen deels online. “Mijn auto is soms mijn halve kantoor. Maar het werkt. Omdat we continu in contact staan met de wijk, met de bewoners. We zijn daar waar het gebeurt.” Om ook bewoners te bereiken die niet op straat komen, bedachten ze een simpel maar krachtig middel: bloemen. “We gaan huis-aan-huis. Aan elke bloem hangt een kaartje met mijn nummer. Mensen verwachten ellende aan de deur, maar bloemen zijn een ijsbreker.”
Het is een laagdrempelige eerste stap. “Maar daarna begint het pas”, zegt Marianne. “Dan moet je een relatie opbouwen, vertrouwen winnen. Honderd initiatieven gingen ons voor. Als je het anders wil doen, moet je dat ook laten zien.”
Afzuigkap
Eén van de momenten die haar het meest is bijgebleven, was een ontmoeting met een vrouw die voor grote overlast zorgde in haar portiek. “Met name ’s nachts. Iedereen werd helemaal gek, maar niemand durfde het te melden.” Marianne besloot bij haar aan te bellen. Wat stroef begon, werd door het bloemetje toch opengebroken, en toen kwam het verhaal. Dat bij een recente renovatie het hele complex nieuwe keukens had gekregen, waarbij de afzuigkap was weggehaald en de balkons met glas dicht waren gemaakt. De vrouw kon niet meer haar favoriete hapjes frituren voor de kinderen uit de buurt. Een ogenschijnlijk kleine verandering, maar een die haar hele leven op zijn kop had gezet.
“Ze voelde zich opgesloten, herbeleefde trauma’s, viel terug in drankgebruik en zwierf ’s nachts over straat. Niemand wist het. Iedereen zag alleen de overlast. Uiteindelijk heeft ze haar afzuigkap teruggekregen, en is de sfeer in de portiek enorm verbeterd. Je kunt soms niet alles oplossen, maar wel iemands problemen verzachten.”
Beleidsmakers mee
In de acht jaar dat ze bezig is, zag Marianne veel veranderen. “Er is nu meer bewustzijn onder professionals. Mensen wíllen naar bewoners toe, maar ze weten vaak niet hoe. Of ze durven het niet. Ze zijn bang voor boze reacties of moeilijke vragen.” Daarom neemt ze ambtenaren en beleidsmakers mee de straat op, of de huizen in. “Je ziet vaak dat professionals denken dat bewoners niet willen en in de weerstand zitten. En bewoners denken vaak dat professionals niks doen. Als ik ze dan bij elkaar breng en ze elkaars perspectief horen… Een bewoner zei laatst tegen een ambtenaar: ‘Ik dacht dat je zo’n enorme eikel was, maar je bent gewoon een hele toffe vent.’ En dan denk ik: yes, dat is die fysieke verbinding, elkaars verhaal horen.”
Toch zijn er ook nog genoeg punten van zorg. De grootste uitdaging? Borging. “We zijn altijd tijdelijk. En je kunt dit niet zomaar bij bewoners neerleggen. Als er een paar mensen verhuizen of ziek worden, valt het soms als een kaartenhuis in elkaar.” Professionals haken vaak af als het niet letterlijk in hun takenpakket staat. En welzijnsorganisaties, gebonden aan aanbestedingen, hebben nauwelijks ruimte voor maatwerk. “Dat is frustrerend. In die eerste wijk waar ik werkte, vragen vrouwen me nu weer terug te komen. Dan is het met de jaren toch weer weggevallen. In andere wijken is de borging gelukkig wel goed gegaan, maar het blijft hard werken.”
Dat is ook het dilemma dat Marianne voelt als het om opschaling gaat. “We zitten vooral in de regio Rotterdam, maar ik krijg nu ook heel veel vragen uit de regio Amsterdam. Dus misschien moet ik daar een nieuw Verbindingskamer-team opzetten. Maar dan moet je echt nadenken over: hoe behoud je de kwaliteit? Want al die voordeurgesprekken – dat zijn er duizenden per jaar – daar moet je wat mee, als je dat vertrouwen wil houden. Dat vraagt veel nauwkeurigheid en maatwerk. Het is heel arbeidsintensief.”
“Maak weer contact, kijk iemand aan op straat, zeg gedag”
Tips voor wie zelf iets wil doen
Wat kunnen ‘gewone’ mensen intussen doen om de verbinding in hun wijk te herstellen? “Het begint klein”, zegt Marianne. “Maak weer contact. Je hoeft niet per se aan te bellen. Kijk iemand aan op straat. Zeg gedag. En het hoeft ook niet per se een zielig iemand te zijn; nodig eens een buur uit voor koffie. Want dat zijn we verleerd; iedereen zit achter zijn eigen schermpje, gaat van A naar B, heeft constant haast. Stop eens en maak een praatje.”
Tekst: Merel van ’t Hooft
Theater, muziek, journalistiek… Al van jongs af aan is Merel van ’t Hooft met van alles tegelijk bezig, omdat dat haar het gelukkigst maakt. Ze studeerde Performing Arts, Literatuur & Journalistiek aan University College Utrecht en deed een Master Collaborative Theatre Making aan Coventry University. Ze woont in hartje Utrecht en werkt met veel plezier als zzp’er in de creatieve sector.
Fotografie: De Verbindingskamer