De rijkdom van inheems-zijn: drie generaties Lokono-vrouwen aan het woord
Wat is rijkdom? Dat je een baan, huis, auto of nog meer in je bezit hebt? Of dieren om je heen hebt, schoon water en een rijke bodem waar je voedsel kunt verbouwen voor jezelf en de gemeenschap? Vincent Deinum vroeg het aan drie generaties Lokono-vrouwen.
Dit artikel verscheen in aangepaste vorm in het R-Zine en is hier te downloaden.
De afgelopen vijftien jaar ben ik als regeneratief coach mezelf steeds meer gaan afvragen wat organisaties eigenlijk teweegbrengen. In het werken met organisaties zag ik bedrijven etaleren met hun positieve impact, maar in de praktijk ook negatieve impact creëren. In een globale markt hoor of zie je die niet altijd. Vanuit die vraag ging ik op zoek naar andere perspectieven en zo leerde ik wat rijkdom eigenlijk betekent.
Ik ging in gesprek met Martha (64), Leander (47) en Esmeralda (13); drie generaties Lokono-vrouwen met hun oorsprong in het binnenland van Suriname. De Lokono staan ook bekend als de Arowakken, een naam gegeven door de eerste kolonisten, en leven als volk langs de kust en in het binnenland, reikend van Venezuela tot Frans-Guyana. In ons gesprek werd duidelijk dat bedrijven een enorme invloed hebben gehad op hun levensreis.
Bedrijvigheid in Suriname
In Suriname is er een enorme goudwinning-industrie die grote gevolgen heeft voor het leven van inheemse volkeren zoals de Kali’na, Wayana en Lokono. Een organisatie als het Canadese bedrijf IamGold, dat zowel kantoren in Paramaribo als Amsterdam heeft, zorgt voor ontbossing en vervuiling van rivieren waardoor het leven in en met de natuur voor inheemse mensen niet houdbaar is. Daarnaast worden bossen al decennialang gekapt, onder andere door het Nederlandse bedrijf Bruynzeel dat van 1950 tot 1990 actief was in Suriname.
“Ik was de een-na-jongste van twaalf kinderen en allemaal zijn we opgevoed in de natuur. Alles was natuur”
“Bedrijven moeten niet aan geld denken, maar aan wat al dat boren naar goud betekent voor de mensen die door al dat gedoe de wrange vruchten ervan plukken”, zegt Esmeralda, de jongste van deze drie generaties vrouwen. Ze ziet hoe politici en organisaties vooral naar eigen financieel gewin kijken. Haar moeder Leander heeft het van dichtbij meegemaakt: “Het gaat niet goed met het land. Bedrijven worden door politici binnengehaald en roven het land leeg. De houtkap zorgt voor ontbossing en goudmijnen vervuilen rivieren met kwik. De inheemse mensen staan op de laatste plek. Niks gaat naar het volk.”
Leander heeft een tijd met haar gezin in Suriname gewoond en haar partner had een eigen bedrijf in de reparatie en verkoop van zaagmachines. Ook al droeg dit bij aan de houtkap en voelde ze daar veel schaamte bij, ze zag ook hoeveel werkloosheid en hoe weinig inkomstenbronnen er waren. De goudwinning en houtkap bieden perspectief op werk en inkomsten aan de mensen in Suriname. Maar ook daarbuiten, voor mensen uit omringende landen, is er de aantrekkingskracht van goud en inkomen, blijkt uit deze reportage van Vice.
De rijkdom van de Lokono
Het land werd in economische zin rijker, maar in andere opzichten armer. Want wat bleef er over van de connectie met het land, water en bos?
“Ik ben opgegroeid in het dorp Cassipora in het binnenland van Suriname”, vertelt grootmoeder Martha: “We woonden in de bossen en leefden letterlijk van de natuur. Alles wat we deden, gebruikten en aten, kwam uit de natuur. Mijn moeder maakte hangmatten en mijn vader was jager en visser. We hadden een kostgrond – zoals elke familie – en iedereen deed aan eigen landbouw. Ik was de een-na-jongste van twaalf kinderen en allemaal zijn we opgevoed in de natuur. Alles was natuur.”
“In Zanderij was de grond arm, de rivieren en kreken hadden geen vis en er waren geen wilde dieren meer om op te jagen”
“We liepen niet in ons blootje, maar hadden weinig kleren aan, dat was ook niet nodig. We woonden in hutten, die hadden geen deuren, ramen en muren. De kerk was de enige plek die muren had en dicht kon. Elke zondag gingen we naar de kerk, want zo ging het nou eenmaal. Behalve mijn vader, die zei: “Het bos is mijn god.” En dat was ook zo, want hij was altijd buiten en in het bos.”
Van overvloed naar schaarste
Later, vertelt Martha, werd het leven moeilijker. Ze ging niet meer naar school want dat was niet te betalen. Haar vader had moeite om te jagen en te vissen, want er waren minder dieren. Leander vertelt dat er veel houtkap plaatsvond waardoor dieren geen schuilplaatsen meer hadden en vertrokken. En de mijnbouw naar goud zorgde voor vervuilde rivieren waardoor er geen vissen meer waren.
Martha: “Mijn ouders – Emelina en Johannes – besloten te verhuizen naar het dorp Hollandse Kamp bij Zanderij. We merkten dat daar alles veel meer Europees was dan we gewend waren. Ik zat ineens op school met allemaal kinderen die niet inheems waren. Creoolse kinderen, zwarte, Hindoestaanse, bruine en witte kinderen. Het was ineens heel anders. We waren buitenstaanders daar, alsof we weer tot slaaf gemaakt waren. Wij aten cassavebrood, want we verbouwden op ons land wat de natuur ons gaf. Maar iedereen kocht ‘gewoon’ brood, Europees brood gemaakt van tarwe. Mijn broertje werd uitgelachen toen hij cassavebrood meenam naar school. Wij werden uitgemaakt voor armen; we liepen op blote voeten met een simpel shirt en broek, helemaal niet in ons blootje of in een lendendoek ofzo, maar nu waren er straten, asfalt en steen, en moesten we ineens schoenen aan doen.”
“Wat je niet kent, daar kun je ook niet van houden”
In Zanderij waren ze arm. De grond was arm, de rivieren en kreken hadden geen vis en er waren geen wilde dieren meer om op te jagen. Het gezin probeerde een kostgrond te starten, maar het weinige wat er groeide werd gestolen. Het gemeenschapsprincipe van elkaars kostgrond respecteren en de opbrengst met elkaar delen, kenden de stedelingen niet meer. Het draaide allemaal om geld verdienen en daarmee eten kopen.
Weg van de natuur en weer terug
“Als ik terugkijk hadden we rijkdom in ons oude dorp”, vertelt Martha. “We waren daar zelf de baas. Niemand die ons vertelde hoe we het moesten doen. We leefden op eigen kracht, onafhankelijk van geld en winkels.”
Deze verhuizing was het begin van een beweging weg van de natuur. Nu – twee generaties verder – vertelt Esmeralda dat ze niet zoveel met de natuur heeft. Het leven in de natuur lijkt haar wat primitief. Ze woont met haar moeder in Amsterdam en vindt de voorzieningen en school hier beter. Wel verlangen ze alledrie naar Suriname. De verbinding met die plek, de natuur en de familie is een voelbare waarde in het gesprek.
Leander droomt erover om weer terug te gaan: “We willen ditmaal een bedrijf starten gericht op de natuur en kennis van inheemsen in Suriname. Door beide werelden te kennen, weet ik nu beter wat belangrijk is voor mij. Niet per se meer geld verdienen, maar met het beste van twee werelden iets goeds doen voor mens en natuur. Wat je niet kent, daar kun je ook niet van houden. Daarom is de droom van Ryan – mijn man – en mij om een plek te maken waar de moderne mens zich kan terugtrekken en onderdompelen in de natuur, en kennis maakt met de inheemse cultuur en erfgoed.”
Vincent Deinum is regeneratief coach bij de Regeneratie Coöperatie. Wil je meer te weten komen over regeneratie en zelf in actie komen, kom naar de Regeneratie Manifestatie op 17, 18 en 19 juni.
Op zoek naar meer verhalen over regeneratie? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief, dan mis je niks én je krijgt ons laatste e-magazine cadeau!