
Schrijfwedstrijd ‘Wat nou vrede?’: Joanne Nihom
Geen onderwerp is zo oud en zo actueel als vrede. Wat is de weg van vrede, hoe ziet die eruit? Uitgeverij Zilt, Optimist Media en MaatschapWij organiseerden de schrijfwedstrijd Wat nou Vrede? Uit tientallen inzendingen koos de jury – bestaande uit Jeanet Hamstra, Job Koskamp, Brian de Mello, Willem Vreeswijk en initiatiefnemer Ron van Es – vijf verhalen die op de verschillende media worden gepubliceerd. Eerder publiceerden we het winnende verhaal: Een duif zegt niet alleen roekoe van Timon J. Beeftink. Dit keer de vierde en laatste van de andere vier ‘beste’ verhalen: Wat nou vrede van Joanne Nihom. Eerder publiceerden we de verhalen van Vanessa Umboh, Leida Schuringa en Joerie van Looij.
Wat nou vrede
“Als iedereen op de hele wereld op hetzelfde moment een gebed zegt, dan is er vrede.”
Ik was twaalf of dertien jaar toen ik het zei. Zomaar, in het voorbijgaan, tegen de liefste buurvrouw ooit. Een kindergedachte. Het kwam op. Vanuit een stellige overtuiging dat er iets moest gaan veranderen. Dat het leven het leven is – en dat alleen een gebed kan zorgen voor vrede.
Het waren woorden met een betekenis, vanuit mijn diepste. Ik zei ze en vergat ze weer. Zoals we in ons leven zoveel vergeten. Maar vele zonnestralen later vertelde die buurvrouw het me. Zij had ze onthouden. Als een dierbaar geheim dat het moment had bereikt om vrij te komen.
Haar herinnering. Mijn woorden. In deze absurde wereld van gekheid en geweld krijgen ze weer betekenis.
“Als iedereen op de hele wereld op hetzelfde moment een gebed zegt, dan is er vrede.”
Het universum dat stil valt. Niet door angst of door bevel, maar als een ademhaling die overal tegelijk samenkomt. Als een even niet draaiende aardbol. Iedereen legt alles neer. De slager zijn mes. Het kind de bal. En de wind trekt zich terug, nieuwsgierig naar wat er gaat komen.
En dan, op dat ene kostbare, dierbare moment, zegt iedereen een gebed. Het maakt niet uit welke dat is of aan wie het gericht is. Aan een God, aan het Alles, aan een geliefde of helemaal aan niemand. Zolang het maar op hetzelfde moment gebeurt. In stilte of fluisterend, zingend, huilend of schreeuwend – alles mag, als het maar samenvalt.
Iedereen.
De boer die midden op zijn land de ploeg stilzet.
De geitenhoeder die zijn kudde bij elkaar houdt en blijft staan.
De visser die zijn hengel niet inhaalt.
Het zaadje onder de grond dat nog twijfelde of het verder zou groeien.
Van noord naar zuid, van oost naar west – alles en iedereen wordt geraakt door dat
ene moment.
De mug stopt halverwege zijn steek.
De clown lacht even niet.
Het paard stopt met hinniken.
Demonstranten die hun borden laten zakken, even geen leuzen.
Auto’s staan stil.
Een bloem die wil geuren, maar juist nu niet.
Een vliegtuig hangt tussen hemel en bestemming.
De wereld houdt de adem in.
En op dat moment is het leven intenser dan ooit.
Een verstomde ruzie.
Twee mensen die elkaar niet meer wisten te vinden.
Nu ademend in hetzelfde ritme.
De maan wacht met slapen.
Het open raam.
Die helpende hand.
Een maag rommelt.
De zee zonder stroming.
Vogels hangen stil, gedragen door iets wat meer dan alleen lucht is.
Politici die zichzelf al jaar en dag overschreeuwen, kijken om zich heen.
Het grassprietje voelt.
De boor van de tandarts staart naar een open mond.
Een dromend kind in bed.
Geweld houdt vast.
Doen of stilstaan.
Dat ene moment.
De moordenaar, de verkrachter, de terrorist.
Hun woede, hun onrust, hun honger naar macht — het lost op in die ene
ademhaling.
Overal.
Een slak schuift niet verder.
Een vis stopt het zwemmen, glurend vanuit het wateroppervlak.
Verdriet is weg.
De herinnering ook.
Een witte vlinder.
De marktkoopman en zijn waar.
De dominee, de imam, de rabbijn – hun woorden vervliegen. In devotie.
De regenboog staat.
En ook die pot met zoveel goud.
De minaret roept en luistert.
Het graf blijft open.
De nieuwslezer en zijn onafgemaakte woord.
Geen tijd.
Mijn demente vader weet.
En ergens, in die wonderlijke wereld, sta ik. Nog steeds datzelfde kind van toen, dat oprecht geloofde dat vrede niet ingewikkeld hoeft te zijn.
Ik voel me licht en blij en naïef.
Ik denk zonder te stotteren. Ik huppel zonder te struikelen. Ik dans maar hoor geen muziek. Mijn weten is zeker. Mijn gevoel zegt het.
Een paar dagen voor dat o zo belangrijke moment stuur ik een bericht.
Naar alles en iedereen.
Zonder uitleg. Slechts enkele woorden.
‘Binnenkort, heel snel, zeggen we samen een gebed. Het zal zijn als een flits van licht.’
En als het ogenblik daar is, als het begint, straal ik in.
Een trilling, nauwelijks merkbaar, die alles en iedereen raakt.
En in dat moment van geen tijd, van nog minder dan een seconde,
dompelt alles en iedereen zich onder en proeft hoe vrede smaakt.
In die stilte zonder geraas, in die bijna niet te omschrijven stonde
van besef.
Zonder gezicht en zonder naam.
Het omgekeerde van macht.
Omdat ik het weet en zo voel.
Want wie de ware vrede ooit heeft gekend, zal nooit meer vergeten hoe
eenvoudig het is.
En als de wereld dan weer in beweging komt, is er iets veranderd.
Het is niet zichtbaar. Het is niet meetbaar. Maar voelbaar in alles.
Want het gebed blijft hangen. Daar waar wel en niet wordt geloofd.
Oorlog, haat, ruzie en onbegrip en alles,
niemand weet meer wat het is.
Alsof deze woorden nooit hebben bestaan.
Er is alleen nog dat ene moment van zijn.
En niemand herinnert meer hoe het zonder was.
“Als iedereen op de hele wereld op hetzelfde moment een gebed zegt, dan is er vrede.”
Gelukkig dat de buurvrouw het zich nog herinnerde.
Auteur: Joanne Nihom